Zodra de dagen korter worden en de lucht een grijze toon krijgt, hoor je overal om je heen gesnotter en gehoest. Veel mensen denken dat de kou daar rechtstreeks verantwoordelijk voor is, maar dat klopt niet. De echte reden waarom griep en verkoudheid vaker voorkomen in de herfst ligt ergens anders.
Wanneer de temperatuur daalt, trekken we massaal naar binnen. De ramen blijven vaker dicht, de verwarming staat aan en we bevinden ons urenlang dicht bij elkaar in afgesloten ruimtes.
Voor virussen is dat de perfecte kans om zich razendsnel te verspreiden. Waar je in de zomer nog veel frisse lucht om je heen hebt, circuleert in de herfst en winter vooral binnenlucht waarin ziekteverwekkers gemakkelijk blijven hangen.
Daar komt bij dat het lichaam in deze periode iets kwetsbaarder is. Minder zonlicht betekent minder aanmaak van vitamine D, en dat is een belangrijke speler in ons afweersysteem. Ook droge lucht door verwarming kan de slijmvliezen in neus en keel uitdrogen, waardoor ze minder goed in staat zijn om indringers buiten te houden.
De dalende temperatuur speelt dus wel een rol, maar eerder indirect. Het is vooral het samenspel van binnenleven, verminderde weerstand en gunstige omstandigheden voor virussen dat maakt dat mensen sneller grieperig worden.
Het goede nieuws is dat je veel kunt doen om jezelf beter te beschermen: frisse lucht binnenlaten, regelmatig bewegen, voldoende slapen en letten op voeding die je weerstand ondersteunt. Daarmee maak je het voor virussen net wat lastiger om voet aan de grond te krijgen, ook als de herfst zijn intrede doet.