De strijd om het voorzitterschap van de Tweede Kamer blijft de gemoederen bezighouden. PVV’er Martin Bosma stelt dat hij bij een interne bijeenkomst van D66, op de ochtend van de voorzittersverkiezing, niet is uitgenodigd om zijn kandidatuur toe te lichten.
Volgens Bosma waren VVD’er Thom van Campen en Tom van der Lee (GroenLinks-PvdA) wél welkom. Daarmee, zegt hij, was de keuze voor D66 in feite al gemaakt voordat het debat in de plenaire zaal begon.
Wat er volgens Bosma gebeurde
In een terugblik vertelt Bosma dat de D66-fractie een gesprek organiseerde met kandidaten om hun steun te bepalen. “Thom van Campen en Tom van der Lee waren uitgenodigd en ik niet,” aldus Bosma.
Hij noemt dat opmerkelijk, omdat hij als zittend voorzitter naar eigen zeggen juist vaak werd geprezen om zijn kennis van het reglement en zijn luchtige manier van voorzitten. “Ik heb veel goede contacten in de D66-fractie en die waren altijd lovend,” zegt hij. Toch, zo betoogt hij, werd bij D66 niet gekeken naar functioneren maar naar partijpolitieke kleur.
De PVV’er concludeert dat de keuzes achter de schermen feitelijk al vastlagen. Uiteindelijk ging de voorzittershamer naar VVD’er Thom van Campen. Bosma spreekt van een politieke afrekening en ziet in zijn uitsluiting bij D66 een signaal dat de PVV in de Kamer niet als volwaardige partner wordt beschouwd.

Achtergrond: hoe de voorzitterskeuze werkt
De voorzitter van de Tweede Kamer wordt gekozen door de Kamerleden, vaak na een debat waarin kandidaten hun visie toelichten. Fracties bepalen vooraf meestal wie hun steun krijgt. Daarnaast is het gebruikelijk dat partijen intern gesprekken voeren met (potentiële) kandidaten om een beeld te vormen.
Er bestaat geen formele verplichting om alle aspiranten te ontvangen; fracties hebben ruimte om hun eigen afweging te maken. Dat maakt het proces politiek gevoelig: persoonlijke indrukken, partijverhoudingen en strategische overwegingen spelen een grote rol.
Dat de zittend voorzitter zich opnieuw kandidaat stelt en desondanks niet wordt herkozen, is zeldzaam maar niet ongekend.
Het hangt af van de samenstelling van de Kamer en van de banden tussen fracties. In periodes waarin de verhoudingen gepolariseerd zijn, kan het voorzitterschap uitgroeien tot een symbolisch dossier waarover partijen hun onderlinge krachtmeting uitvechten.
Reacties en politieke context
De kritiek van Bosma raakt aan een bredere discussie over de omgang van andere partijen met de PVV. Tegenstanders van samenwerking spreken al jaren over principiële bezwaren, terwijl voorstanders wijzen op de uitslag van verkiezingen en pleiten voor een “gelijke behandeling” in functies en procedures.
De term “cordon sanitaire” valt vaker in dit debat, al verschilt de interpretatie: de een ziet het als een morele grens, de ander als een vorm van uitsluiting die de politieke verhoudingen verder verhardt.
In dit concrete geval stelt Bosma dat hij ondanks positieve geluiden over zijn functioneren niet op inhoud is beoordeeld. D66 en VVD hebben zich in het openbaar niet uitgebreid over deze specifieke gang van zaken uitgelaten.
Het is bovendien onduidelijk welke overwegingen precies aan de keuze voor Van Campen ten grondslag lagen, behalve de constatering dat partijen in de Kamer – zeker grotere fracties – regelmatig aansturen op een voorzitter die vertrouwen geniet in een breed midden.
Mogelijke ruil in de formatie
In de Haagse wandelgangen wordt vaak gespeculeerd over de wisselwerking tussen personele keuzes en formatiedynamiek. Critici opperen dat steun voor een voorzitter soms deel kan uitmaken van een breder politiek begrip tussen fracties.
Bosma spreekt in dat licht over mogelijke koehandel, waarbij D66 steun zou hebben gegeven aan de VVD-kandidaat in ruil voor toezeggingen elders. Voor zulke concrete ruil is in de openbaarheid geen bewijs geleverd; het blijft speculatie.
Wel staat vast dat in periodes van formatie, wanneer meerderheden krap zijn en vertrouwen schaars is, informele afspraken en wederdiensten vaker onderwerp van gesprek zijn.
Wat dit betekent voor de Kamer
De kern van de kwestie raakt aan de legitimiteit van de voorzitter en het vertrouwen in het proces. Het voorzitterschap is in principe een bovenpartijdige functie: de voorzitter bewaakt de orde, geeft het woord en zorgt dat procedures soepel lopen.
Dat vraagt breed draagvlak. Als de indruk ontstaat dat partijpolitiek zwaarder heeft gewogen dan kwaliteit of continuïteit, kan dat de acceptatie van de gekozen voorzitter ondermijnen.
Andersom geldt: wie kandidaat is vanuit een uitgesproken oppositierol, weet dat het bemachtigen van een bovenpartijdige functie politiek extra gevoelig ligt.
Voor de praktijk in de plenaire zaal kan dit twee kanten op. Enerzijds kan een nieuwe voorzitter zich profileren door strikt op neutraliteit te sturen en zo scepsis weg te nemen.
Anderzijds kan aanhoudend wantrouwen tussen fracties de verhoudingen verder verharden, wat de vergaderorde en het tempo van wetgeving niet ten goede komt. Het komende parlementaire jaar zal duidelijk maken welke kant het opgaat.
Procedurele transparantie
De zaak-Bosma werpt opnieuw de vraag op in hoeverre partijen transparant moeten zijn over hun interne afwegingen bij het kiezen van een Kamervoorzitter. Formeel is dat een fractieaangelegenheid.
Voorstanders van meer openheid pleiten voor gelijke toegang tot fractiehoorzittingen voor alle kandidaten, zeker als het om een zittend voorzitter gaat. Tegenstanders waarschuwen dat volledige openbaarheid informele uitwisseling bemoeilijkt en partijen minder ruimte geeft om vrijuit te spreken.
Een mogelijke middenweg waar politicologen vaker op wijzen, is het publiek maken van een minimale set criteria en een tijdpad voor de selectie.
Dat zou niet wettelijk hoeven, maar zou wel bijdragen aan voorspelbaarheid en aan het gevoel van gelijke kansen. Of partijen daartoe bereid zijn, is een politieke keuze.
Martin Bosma schetst een beeld van uitsluiting en voorgekookte keuzes, met D66 en VVD als belangrijkste spelers. Feit is dat Thom van Campen inmiddels de voorzittershamer hanteert en dat de Kamer opnieuw moet zoeken naar balans tussen politieke realiteit en bovenpartijdige ambities.
De discussie over de grens tussen partijpolitiek en neutraliteit zal daarmee niet snel verdwijnen. Hoe de nieuwe voorzitter zich profileert en of de verhoudingen in de Kamer stabiliseren, wordt richtinggevend voor de rest van de zittingsperiode.
Wat vindt u: moeten fracties alle kandidaten voor het voorzitterschap gelijke spreektijd geven, ook achter gesloten deuren? Laat het weten via onze sociale kanalen.
Bron: dagelijksestandaard.nl